Terminologie: cisgender en neurotypisch (Dutch)

Ashtar Deza

Ik zie best veel posts langs komen de afgelopen tijd over termen als cisgender waarbij ook mensen die ik normaal gesproken best hoog heb zitten zich afvragen waar al die terminologie over gaat en waar het voor nodig is.

Ik ben niet trans, dus ik zal hier niet namens trans mensen gaan praten. Er is echter een analoge term waar ik wel eerste hand ervaring mee heb: neurotypisch.

Niet iedereen hier zal het weten, maar ik heb ADHD. Ik weet dat al vanaf mijn 10e ongeveer, dus het is voor mij altijd onderdeel geweest van wie ik ben. Het maakt dat sommige dingen voor mij een stuk moeilijker zijn dan voor andere mensen, terwijl sommige andere dingen juist een beetje beter gaan. Jammer genoeg zijn de dingen die beter gaan voor het grootste deel aardig obscuur, terwijl de dingen die moeilijker zijn juist allemaal dingen in het dagelijks leven zijn “die een volwassen mens toch gewoon zou moeten kunnen”.

Dit heeft gemaakt dat ik me best lang “stuk” of “defect” heb gevoeld. Pas in recente jaren heb ik er vrede mee gesloten dat ik gewoon anders afgesteld ben dan andere mensen. Niet beter, niet slechter, gewoon anders.

OK, ik ben dus een ADHD’er. Maar hoe noem je iemand die geen ADHD heeft? Nou, gewoon normaal toch? Tja, daar zit nu net de crux. Normaal is geen neutrale term. Het suggereert namelijk dat iedereen die niet normaal is het tegendeel is… en dat is abnormaal. Abnormaal, een afwijking, freak of nature, vul maar in.

Dat is een rot gevoel, en het klopt ook stomweg niet. Als iemand in een land vol blond haar en blauwe ogen donker gekleurd is noemen we die persoon niet abnormaal. Als je toevallig kleiner of groter bent dan gemiddeld noemen we je niet abnormaal.

Dit alles heeft er in de afgelopen jaren toe geleid dat dingen die we vroeger vaak “normaal” noemden, een eigen term hebben gekregen. Niet-trans werd cis, en iemand wiens hersenen werken zoals die van de meeste mensen (dus geen ADHD, niet autistisch, etc) noemen we tegenwoordig neurotypisch.

Het hele idee van deze termen is dat ze neutraal zijn (of zouden moeten zijn), om de meest voorkomende staat terug te brengen van de “norm” (waar je dus kan falen om eraan te voldoen) naar gewoon precies dat: de meest voorkomende staat.

Nu snap ik best dat het koud op je dak kan vallen als je opeens een label opgeplakt krijgt terwijl je vroeger “normaal” was. Ergens zal het misschien zelfs voelen alsof je voor abnormaal uitgemaakt wordt. Wat je daar voelt is een beetje hoe het voor ons die buiten de norm vielen voelde om gelabeld te worden. Het hele punt is echter juist dat we van dat idee van normaal en abnormaal af willen. Wat vroeger “normaal” was is een punt geworden in een spectrum van diversiteit. Even slikken, maar uiteindelijk beter voor iedereen.